De bijkluswet: vernietiging door het Grondwettelijk Hof

Juridisch

De laatste paar jaar heeft het Grondwettelijk Hof zich al een paar maal op de voorgrond geplaatst met de vernietiging van bepaalde wetten. Denken we maar aan het verhaal met het voordeel alle aard voor gratis woonst en de beruchte factor 3,8.

Nu heeft het Hof zich gericht op de bijkluswet of, zoals ze officieel noemt, de “wet betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie” van 18/07/2018.

 

Waarover ging dit ook alweer?

Zonder al te diep in te gaan op de geschiedenis voorafgaand aan de goedkeuring van deze wet, lichten we hier nog eens de belangrijkste punten toe. De bedoeling van deze wet was om een gunstig fiscaal en sociaal kader te scheppen waarbinnen bepaalde werkzaamheden konden worden verricht. In bijzonderheid ging het om de typische klusjes die sommigen doen “na hun uren”. De bedoeling van de wetgever was uiteraard om zoveel mensen die dit doen, aan te sporen om die inkomsten officieel te maken en aan te geven.

 

Hiervoor werd de bijkluswet onderverdeeld in drie pijlers :

Het verenigingswerk

 

De verenigingswerker is een soort sociaal statuut dat balanceert tussen dat van de vrijwilliger en de loontrekkende. Een VZW werkt met vrijwilligers die uiteraard niet betaald worden voor hun prestaties op een eventuele onkostenvergoeding na. Daarnaast kan een VZW ook mensen inschrijven op de loonlijst. Deze hebben dan een volwaardig statuut als arbeider of bediende. De verenigingswerker bevindt zich hiertussen in die zin dat zij een vergoeding krijgen maar die nog geen volwaardig loon is. De administratieve verplichtingen zijn een combinatie van die van de vrijwilliger en de loontrekkende. Bijkomende voorwaarden werden ook gesteld voor mensen die ingeschreven zijn op de loonlijst. Zij konden niet zomaar overstappen naar het verenigingswerk zonder een wachttijd van een jaar.

 

Occasionele diensten tussen burgers

 

Dit was veruit de meest vage pijler van de drie vooral omwille van de definitie van het begrip “occasioneel”. Tot wanneer is iets occasioneel en vanaf wanneer is het dat niet meer?

 

Deeleconomie

 

Hiermee is alles begonnen. Mensen die gingen bijklussen via een erkend platform in de deeleconomie. Dit wijkt af van de andere twee pijlers door de aanwezigheid van het platform. Alles gaat via hen waar in pijler 1 de vereniging verantwoordelijk is voor de registratie van de verenigingswerker en in pijler 2 de burger die de prestaties doet.

 

Iedereen kon bijverdienen uit alle drie de pijlers. Alle combinaties zijn mogelijk zolang je de maximumgrens van 6.340 € per jaar (2020) niet overschrijdt. Blijf je onder die grens, dan zijn je inkomsten volledig vrijgesteld. Ging je over de grens, dan werden ze bijgeteld bij je beroepsinkomsten. Op fiscaal vlak was er nog een tolerantie dat je deze kon laten belasten als divers inkomen mits voorlegging van de nodige bewijsstukken. Op sociaal vlak bestond deze tolerantie niet.

 

Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof heeft de volledige wet naar de prullenbak verwezen onder de noemer van, wat anders, discriminerend.

Haar onderzoek is er gekomen na de ontvangst van een aantal verzoekschriften van onder meer een aantal belangenverenigingen die deze wet discriminerend vonden. Hun argumenten werden door het Hof gevolgd :

 

  • Het verenigingswerk voorziet in een apart sociaal statuut als verenigingswerker dat bijna             volledig buiten toepassing van de arbeidswet valt.
  • Wat betreft het verenigingswerk en de occasionele diensten tussen burgers werd onvoldoende verantwoord waarom de geleverde prestaties onder deze noemers kunnen genieten van een gunstig fiscaal en sociaal regime terwijl exact dezelfde prestaties ook worden uitgevoerd door zelfstandigen en werknemers die dan niet kunnen terugvallen op deze gunstregimes.
  • Idem voor de fiscale en parafiscale vrijstelling uit de deeleconomie.

 

Het Hof volgt deze bedenkingen en vernietigt dus de bijkluswet volledig maar dit met ingang van 01/01/2021. Het Hof wil niet dat de mensen die ondertussen dergelijke inkomsten genoten hebben en momenteel nog steeds werkzaam zijn onder deze wet, plotseling voor voldongen feiten staan. Daarom blijft de wet bestaan tot 31/12/2020. Op die manier kan men zich nog tijdig herorganiseren.

 

Als de wetgever niets doet, dan houdt de bijkluswet op te bestaan vanaf 01/01/2021 en vallen we terug op de iets oudere wetgeving inzake deeleconomie waarbij de inkomsten wel worden belast maar tegen een gunsttarief. Van verenigingswerk en occasionele diensten is dan geen sprake meer.

 

De wetgever zal er wel alles aan doen om een nieuwe regeling uit te werken die de eisen van het Hof kan doorstaan. Dit zal uiteraard niet zomaar even snel tussendoor kunnen. Wanneer die er komt en hoe die eruit zal zien, is nog koffiedik kijken.